pep
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: pep (hulp, bestand)
- IPA: / pɛp / (1 lettergreep)
Woordafbreking
- pep
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘energie’ voor het eerst aangetroffen in 1955 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pep | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de pep m
- energie, veerkracht, fut, pit, vuur
- Hij had geen pep meer om uit zijn bed te komen toen hij zag wat voor een slecht weer het was.
- (farmacologie) amfetamine
- Pep is de volksnaam voor amfetamine omdat het een middel is wat je oppept
Afgeleide begrippen
Anagrammen
- "pep" is een palindroom
Gangbaarheid
- Het woord pep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pep" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ pep op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "pep" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.