piepgeluid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: piepgeluid (hulp, bestand)
Woordafbreking
- piep·ge·luid
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van piepen ww en geluid zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | piepgeluid | piepgeluiden |
verkleinwoord | piepgeluidje | piepgeluidjes |
Zelfstandig naamwoord
het piepgeluid o
- een hinderlijk, snerpend, piepend geluid
- ▸ Fidi produceerde een hoog piepgeluid en drukte haar neus tegen het raam.[1]
- een geluid met een hoge frequentie
- ▸ Voor de eerste meting kregen de dieren het piepgeluid waarmee ze communiceren te horen op normale sterkte. Vervolgens werd het geluid steeds zachter afgespeeld om te kijken op welk punt de dieren nog net iets horen.[2]
Gangbaarheid
- Het woord piepgeluid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026334672
- ↑ Weblink bron “Bruinvissen hebben last van lawaai in de Noordzee” (woensdag 29 oktober 2014, 17:28), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.