pipa

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pipa    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pi·pa
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pipa pipa's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

depipav/m

  1. pistool
    • Je moet niet sollen met die gangsta's jongen, ze hebben pipa's. 
    • Ewa, welkom in de pipashop. Pipa's en nivis voor tatas uit de hood. [2]
  2. (kikkers) Pipa pipa  een kikker uit de familie tongloze kikkers (Pipidae). Het is een van de bekendste en tevens een van de grootste vertegenwoordigers van de tongloze kikkers
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord pipa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Indonesisch

Woordafbreking
  • pi·pa
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

pipa

  1. pijp
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.