pislucht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pislucht    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pis·lucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pislucht pisluchten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

depisluchtv/m

  1. de onaangename geur van urine
    • Onderweg moet ik slalommen tussen de kotsplakkaten door; pizza, drank en jointje verdragen elkaar niet zo goed. Toeristenvuilnis: lege blikjes, flesjes bier, slabakken en yoghurtpakken. Onder het spoor bij de Westerdoksdijk hangt pislucht van de bezopen bierfietstoeristen, de bierfiets staat geparkeerd aan de spoorkant. Pissen in het Westerdok, al dan niet in Batmanpak of -cape.[2] 
    • Renée weet inmiddels dat hun gezin in een voormalig drugspand woont. De vorige bewoner zou in dit straatje vol arbeidershuisjes een wiethok hebben gerund. "Dat hoorden we later van de buren." De vorige bewoner hield honden. "De pislucht was tot binnen te ruiken." Behalve de rotzooi die de bewoner achterliet, trekt het verleden weinig sporen. "We hebben één keer 's nachts een junk aan de deur gehad. We belden de politie, die heeft hem weggehaald."' [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord pislucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.