plankenkast
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: plankenkast (hulp, bestand)
Woordafbreking
- plan·ken·kast
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van plank zn en kast zn met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plankenkast | plankenkasten |
verkleinwoord | plankenkastje | plankenkastjes |
Zelfstandig naamwoord
de plankenkast v / m [1]
- kast met legplanken
- ▸ Midden onder het praten schoof hij soms zijn boek dan plotseling over tafel en zei: 'dat is de kolom van Volta,' of: 'dit zijn de Geiselingsche buizen, wat wij krijgen met de tweede cursus,' of hij zei: 'Kijk, dat is nou de elektriseermachien, groomoe, die in de plankenkast in de klas staat, mijnheer Schoondermarken houdt het alles glimmend.[2]
Antoniemen
- hangksast, ladekast
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord plankenkast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jaap” (1923), Saga, ISBN 9788728433294
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.