plantgoed

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  plantgoed    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • plant·goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord plantgoed
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetplantgoedo

  1. kleine gekweekte planten die men later op de definitieve, gewenste plaats in de grond kan stoppen om verder te laten groeien
    • Op twee platte wagens liggen zesduizend kleinere en grotere planten te wachten op bezorging. En dat is nog maar de helft van het totale plantgoed. [3] 
    • Wanneer de gemeente nog plantgoed heeft, kunnen bewoners daar eventueel gebruik van maken. Nieuw plantgoed moeten de burgers zelf kopen, anders zou de bezuiniging van de gemeente (deels) ongedaan worden gemaakt. [4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord plantgoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
80 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.