poepluier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  poepluier    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • poep·lui·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord poepluier poepluiers
verkleinwoord poepluiertje poepluiertjes

Zelfstandig naamwoord

depoepluierv/m

  1. een luier waarin poep zit
    • De Telegraaf is op zoek naar vaders én naar moeders die helemaal geen behoefte hebben aan uitbreiding van het ouderschapsverlof. Was u als vader juist blij dat u weer aan het werk kon, weg van de dampende poepluiers en kraamvisite?[1] 
    • Toen Liesbeth 33 was, werd ze zwanger. We kregen een zoon en ik was in de wolken. Poepluiers, flesjes, huiluurtje: geen enkel probleem. Maar die gebroken nachten. Zo had ik ze sinds mijn studententijd niet meer meegemaakt.[2] 

Gangbaarheid

  • Het woord poepluier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
76 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.