poer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  poer    (hulp, bestand)
  • IPA: /pur/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • poer
Woordherkomst en -opbouw
[1] enkelvoud meervoud
naamwoord poer poeren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

depoerv/m

  1. (bouwkunde) betonnen of bakstenen blok, bedoeld om de krachten uit een bouwwerk over te dragen op de ondergrond (fundering op staal) of op de paalfundering.
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) lot waarmee Haman bepaalt wanneer de Joden worden omgebracht (Est. 3:7, 9:24, 9:26)
  3. v (visserij) type vistuig, met lood verzwaard en veel haakjes, waaraan vaak wormen als aas bevestigd worden
      Op de helling wordt de bolle buik van een blazer lekker in de teer gezet. In de verte haalt een visscher de poer op.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
poeren

poer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poeren
    • Ik poer. 
  2. gebiedende wijs van poeren
    • Poer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poeren
    • Poer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord poer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
38 %van de Nederlanders;
31 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  2. Weblink bron
    Dieren, J.W. van
    “De lof van Schellingerland” (1936)
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.