polkahaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  polkahaar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pol·ka·haar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord polkahaar
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetpolkahaaro

  1. haar dat ter hoogte van de onderkant van de oren recht is afgeknipt en soms naar binnen is gedraaid
     Mijn zus en ik, boven op het duin, waren milde heersers. (Een bebrilde infanta met polkahaar en een bleek broertje.) Ons volk stond aangetreden. De golven zouden ons allen overspoelen.[3]

Gangbaarheid

  • Het woord polkahaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
47 %van de Nederlanders;
37 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.