poortdeur
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: poortdeur (hulp, bestand)
Woordafbreking
- poort·deur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van poort zn en deur zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | poortdeur | poortdeuren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de poortdeur v / m
- deur die een poort afsluit
- ▸ Verraad! Kom terug!Dolochov was bij de poortdeur, waar hij was blijven staan, in gevecht gewikkeld met een huismeester die probeerde de deur achter Anatole op slot te doen.[2]
- ▸ Maar voor hoelang ook, voor mij gaat de poortdeur open en dan ben ik met de laatste lach en joint in de hand en mijn bier.[3]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord poortdeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron Loes Schutte“Gevangene rapt woede van zich af bij rechter” (02-03-2011), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.