postkantoor

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  postkantoor    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • post·kan·toor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord postkantoor postkantoren
verkleinwoord postkantoortje postkantoortjes

Zelfstandig naamwoord

hetpostkantooro

  1. kantoor dat zich bezighoudt met de bezorging van post en vaak ook andere diensten levert zoals bankzaken, kaartverkoop, etc
     Met mijn boodschappenlijst voor de komende maand in de aanslag stortte ik me op de schappen en na anderhalf uur duwde ik twee volle winkelwagens de supermarkt uit richting het postkantoor.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord postkantoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.