praktisch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  praktisch    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • prak·tisch
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Duits met het achtervoegsel -isch [1]
  • In de betekenis van ‘m.b.t. de toepassing, nuttig’ voor het eerst aangetroffen in 1840 [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen praktischpraktischer
verbogen praktischepraktischere
partitief praktischpraktischers-

Bijvoeglijk naamwoord

praktisch

  1. op een manier die ook echt uitgevoerd kan worden, en zodoende nuttig
    • Er is toch wel een praktischere oplossing te bedenken? 
     Ik was erg ontroerd door haar bezorgdheid, maar ook door haar praktische advies.[3]
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Bijwoord

  1. zogoed als, in die mate dat het verschil met "helemaal" verwaarloosbaar is (daarmee nog wat sterker in gradatie dan bijna en haast)
    • In de eerste helft van de 20e eeuw ging Duitsland praktisch drie keer failliet 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord praktisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  praktisch    (hulp, bestand)

Bijvoeglijk naamwoord

praktisch

  1. praktisch
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.