privéboer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: privéboer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pri·vé·boer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van privé bn en boer zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | privéboer | privéboeren |
verkleinwoord | privéboertje | privéboertjes |
Zelfstandig naamwoord
de privéboer m
- (landbouw) (beroep) een particuliere boer die voor eigen rekening een boerenbedrijf runt
- ▸ Misschien is het toch tijd om te verhuizen naar een boervriendelijk land. Helaas is het in Rusland niet eenvoudig om als kleine privéboer (tot 100 melkkoeien) te starten, maar men wil en zal de landbouw ontwikkelen en wellicht dat een aantal randvoorwaarden zal verbeteren. Voor wie dit alles met eigen ogen wil zien, organiseren we dit jaar een studiereis.[1]
Gangbaarheid
- Het woord privéboer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Rene Kremers“Boeren hebben hulp nodig” (24 april 2009), www.boerderij.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.