productiebedrijf

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  productiebedrijf    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pro·duc·tie·be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord productiebedrijf productiebedrijven
verkleinwoord productiebedrijfje productiebedrijfjes

Zelfstandig naamwoord

hetproductiebedrijfo

  1. een onderneming die iets maakt
     Ook Matthijs mag niet meer verdienen dan een minister. En dus werd er door BNNVARA ongetwijfeld in nauw overleg met de leiding van de NPO een list bedacht, zo lazen we in De Telegraaf. Via de publieke omroep krijgt Van Nieuwkerk keurig een ministerssalaris. En de overige 3 à 4 ton die hem altijd toekwam, wordt voortaan via een commercieel productiebedrijfje overgemaakt.[1]
     ‘Ik werk bij een audiovisueel productiebedrijf dat onder meer tv-commercials maakt. Veel bedrijven zeggen deze dagen hun shoots bij ons af. Maar het werk dat vandaag moet gebeuren, kon niet thuis worden gedaan. Ik hoorde gisteren überhaupt pas laat van de genomen maatregelen. Ik had tot laat gewerkt en daarna waren we gaan eten met collega’s.[2]
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord productiebedrijf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Matthijs van Nieuwkerk (en de NPO!) heeft een héél groot probleem” (13/03/2019), HP de Tijd
  2. Weblink bron
    Charlotte Huisman
    “Wie neemt er nog de trein op een stil Utrecht Centraal?” (13 maart 2020), de Volkskrant
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.