proefwerkweek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  proefwerkweek    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈprufwerəkˌwek/ (3 of 4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • proef·werk·week
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord proefwerkweek proefwerkweken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deproefwerkweekv/m

  1. (onderwijs) in het lesrooster van middelbare scholen de opeenvolgende schooldagen die zijn bestemd om scholieren opgaven te laten verrichten om hun rapportcijfer te bepalen, meestal aan het eind van een trimester of andere periode waarin onderwijs is gegeven
    • Mirjam plukt madeliefjes, vlecht ze tot een krans en legt die rond mijn kruin. Over twee dagen begint de proefwerkweek en zij heeft besloten dat ik me nergens zorgen over hoef te maken. Ze heeft sproeten op haar neus en moet om vier uur thuis zijn. Henkie Meijer - van de bakker op de hoek - stampt de logaritmen tussen mijn oren zodat ik voor wiskunde minimaal op een vier zal uitkomen. [1]
    • Ik zal aan je denken in die proefwerkweek, die jullie voor de afwisseling al gauw krijgen; ik hoop dat je alle repetities denderend maakt. [2]
Synoniemen
  • repetitieweek

Gangbaarheid

  • Het woord proefwerkweek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.