proefwerkweek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: proefwerkweek (hulp, bestand)
- IPA: / ˈprufwerəkˌwek / (3 of 4 lettergrepen)
Woordafbreking
- proef·werk·week
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van proefwerk zn en week zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | proefwerkweek | proefwerkweken |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de proefwerkweek v / m
- (onderwijs) in het lesrooster van middelbare scholen de opeenvolgende schooldagen die zijn bestemd om scholieren opgaven te laten verrichten om hun rapportcijfer te bepalen, meestal aan het eind van een trimester of andere periode waarin onderwijs is gegeven
- Mirjam plukt madeliefjes, vlecht ze tot een krans en legt die rond mijn kruin. Over twee dagen begint de proefwerkweek en zij heeft besloten dat ik me nergens zorgen over hoef te maken. Ze heeft sproeten op haar neus en moet om vier uur thuis zijn. Henkie Meijer - van de bakker op de hoek - stampt de logaritmen tussen mijn oren zodat ik voor wiskunde minimaal op een vier zal uitkomen. [1]
- Ik zal aan je denken in die proefwerkweek, die jullie voor de afwisseling al gauw krijgen; ik hoop dat je alle repetities denderend maakt. [2]
Synoniemen
- repetitieweek
Gangbaarheid
- Het woord proefwerkweek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Linden, R. van der"Een leven op zes planken" in: Tirade. 403 jrg. 48 nr. 2 (mei 2004) G.A. van Oorschot, Amsterdam; p. 5; geraadpleegd 2018-11-27
- ↑ Tante Jossie"Onze brieven." in: De Indische Courant jrg. 18 nr. 196 (6 mei 1939); p. 25 (Kinderblad IV) kol. 2; (oudste vindplaats op Delpher) geraadpleegd 2018-11-27
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.