publiciteit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  publiciteit    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pu·bli·ci·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord publiciteit -
verkleinwoord publiciteitje publiciteitjes

Zelfstandig naamwoord

depubliciteitv

  1. door publieke media aan een zaak geschonken aandacht
    • Er ontstond enorm veel publiciteit over deze zaak. 
     Gerard Sanderinks ict-bedrijf Centric wankelt onder de aanhoudende stroom van slechte publiciteit. Die opmerkelijke bekentenis deed bestuursvoorzitter Louis Luijten maandagmorgen in de rechtszaal in Almelo.[2]
  2. openbaarheid, bekendheid
  3. reclame
Antoniemen
  • antipubliciteit
Hyponiemen
  • wereldpubliciteit
Afgeleide begrippen
  • publiciteitsdrift, publiciteitsgeil, publiciteitskanaal, publiciteitskost, publiciteitsmachine, publiciteitsman, publiciteitsorgaan, publiciteitsstunt, publiciteitsvrouw
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord publiciteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Angelique Kunst
    “Na elk krantenartikel lijdt Gerard Sanderinks Centric verlies: ‘We worden afgeschilderd als domme mensen’” (26-04-2022), Tubantia
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.