punk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  punk    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • punk
enkelvoud meervoud
naamwoord punk -
verkleinwoord - -
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘subcultuur’ voor het eerst aangetroffen in 1978 [1]
  • afkorting van het Engelse punk rock [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord punk punks
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

depunkm

  1. (cultuur) subcultuur, uit de jaren zeventig van de twintigste eeuw van jongeren met een afwijzende maatschappijhouding en opvallend door een vaak provocerende levensstijl (veiligheidsspelden, hanenkammen, piercings), later vooral gericht op mode en muziek
  2. iemand die zich rekent tot de punkcultuur, punker
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
stellend
onverbogen punk
verbogen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

punk

  1. van een punk, behorend tot de punk

Gangbaarheid

  • Het woord punk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

punk m

  1. (spreektaal) punker [1]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.