puntpaprika

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  puntpaprika    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpʏntpapriˌka/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • punt·pa·pri·ka
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord puntpaprika puntpaprika's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

depuntpaprikav/m

  1. (voeding) spits toelopende vrucht van bepaalde variëteiten van Capsicum annuum 
     De lunchpakketjes die ik naar school meeneem zijn hele bouwsels, met puntpaprika en hummus en van alles erbij.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord puntpaprika staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Cecile Elffers
    “Van elke maaltijd maak ik een feestje” (10 april 2013) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.