racer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: racer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ra·cer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | racer | racers |
verkleinwoord | racertje | racertjes |
Zelfstandig naamwoord
de racer m
- (sport) iemand die aan een race deelneemt
Hyponiemen
- autoracer, matchracer, rugracer, wegracer
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord racer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "racer" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Deens
Woordafbreking
- ra·cer
Zelfstandig naamwoord
racer, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van race
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.