racer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  racer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ra·cer
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van racen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord racer racers
verkleinwoord racertje racertjes

Zelfstandig naamwoord

deracerm

  1. (sport) iemand die aan een race deelneemt
Hyponiemen
  • autoracer, matchracer, rugracer, wegracer
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord racer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Deens

Woordafbreking
  • ra·cer

Zelfstandig naamwoord

racer, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van race
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.