renovatiewoning

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  renovatiewoning    (hulp, bestand)
  • IPA: /renoˈva(t)siˌwonɪŋ/ (6 lettergrepen)
Woordafbreking
  • re·no·va·tie·wo·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord renovatiewoning renovatiewoningen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

derenovatiewoningv

  1. huis dat een ingrijpende opknapbeurt moet of heeft ondergaan
     Het zou volgens hem het beste zijn om preventie voor de mensen te regelen, in plaats van ze daarvoor zelf verantwoordelijk te maken. Dit kan bijvoorbeeld door inbraakpreventie te verplichten bij nieuwbouw en renovatiewoningen.[1]
     De maximumduur voor tijdelijke verhuur van woonruimte in leegstaande kantoren, ziekenhuizen, verpleeghuizen, hotels en scholen gaat van vijf naar tien jaar. Sloop- en renovatiewoningen mogen straks voor zeven jaar worden verhuurd in plaats van vijf.[2]
     Hij bewoont met twee verslaafden een gekraakte renovatiewoning in Spangen.[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord renovatiewoning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Rolinde Hoorntje & Tom Vennink
    “Hij waakt nog altijd beter dan een website” (31 oktober 2013) op nrc.nl
  2. Weblink bron “Kort : Tijdelijke verhuur : Leegstandwet wordt verruimd” (27 maart 2013) op nrc.nl
  3. Weblink bron
    Coen van Zwol
    “'Ik dacht: het is mooi geweest'” (10 december 1994) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.