reuma

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  reuma    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • reu·ma
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘aandoening’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1514 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord reuma
verkleinwoord reumaatje reumaatjes

Zelfstandig naamwoord

hetreumao

  1. (medisch) verzamelnaam voor meer dan 100 verschillende aandoeningen aan gewrichten, spieren en pezen en andere soorten bindweefsel zoals het kraakbeen
    • Door de goede behandeling zijn de gevolgen van reuma minder zichtbaar geworden.[2] 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord reuma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.