ribi
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ribi (hulp, bestand)
- IPA: /ˈribi/, /riˈbi/
Woordafbreking
- ri·bi
Woordherkomst en -opbouw
- Herkomst: Sefardisch (Portugees) Hebreeuws [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ribi | rubisiem |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de ribi v / m
- (Jiddisch-Hebreeuws) assistent-rabbijn in Portugees-Israëlitische gemeenten
- (Jiddisch-Hebreeuws) leraar aan het Portugees-Israëlietisch Seminarium Ets Haim
Gangbaarheid
- Het woord 'ribi' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.