rijwoning

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rijwoning    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrɛiwonɪŋ/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • rij·wo·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rijwoning rijwoningen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

derijwoningv

  1. huis uit een reeks tegen elkaar staande huizen
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord rijwoning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
74 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.