ril

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ril    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ril
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ril rillen
verkleinwoord rilletje rilletjes

Zelfstandig naamwoord

derilv/m [4]

  1. groef, geul (in papier, karton e.d.)
  2. (landbouw) rug [6] tussen voren [2]
  3. (geologie) natuurlijke waterloop
  4. (geologie) grondstrook naast veengebied
  5. (astronomie) lange en smalle groef aan het maanopppervlak
Afgeleide begrippen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen rilrillerrilst
verbogen rillerillererilste
partitief rilsrillers-

Bijvoeglijk naamwoord

ril [5]

  1. schuw

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
rillen

ril

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rillen
    • Ik ril. 
  2. gebiedende wijs van rillen
    • Ril! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rillen
    • Ril je? 

Gangbaarheid

  • Het woord ril staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.