roða

Niet te verwarren met: róða

Oudnoords

Woordafbreking
  • ro·ða
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
roða
roðar
roðaði
roðat
Klasse 1 zwak volledig

Werkwoord

[A] roða

  1. gooien

Werkwoord

[B] roða

  1. rood maken

Zelfstandig naamwoord

roða

  1. blos
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   roða                    
genitief                        
datief                        
accusatief                        
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.