roar

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  roar (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /roʊr/
enkelvoud meervoud
roar roars

Zelfstandig naamwoord

roar

  1. brul (m.n. van een wild dier, zoals een leeuw of beer), gebrul
  2. gebulder
  3. het geluid van dat een motor maakt
  4. schaterlach
vervoeging
onbepaalde wijs to  roar 
he/she/it  roars 
verleden tijd  roared 
voltooid
deelwoord
 roared 
onvoltooid
deelwoord
 roaring 
gebiedende wijs  roar 

Werkwoord

roar

  1. onovergankelijk, overgankelijk brullen
  2. onovergankelijk, overgankelijk bulderen
  3. onovergankelijk, overgankelijk schaterlachen



Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈɾuːɑɾ /
Woordafbreking
  • ro·ar
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van het Nynorske werkwoord ro met het achtervoegsel -er
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   roar     roaren     roarar     roarane  

Zelfstandig naamwoord

roar, m

  1. (sport) roeier (mannelijke vorm)
  2. (sport) roeister (vrouwelijke vorm)
Schrijfwijzen
Hyperoniemen
  • [1-2]: idrettsutøvar
  • [1-2]: sportsmann
  • [1]: idrettsmann
  • [2]: idrettskvinne
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.