roedel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  roedel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • roe·del
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘kudde’ voor het eerst aangetroffen in 1940 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord roedel roedels
verkleinwoord roedeltje roedeltjes

Zelfstandig naamwoord

deroedelm

  1. een groep honden, wolven, herten of ook gemzen waar een sterke hiërarchie heerst
    • Bij roofdieren (hondachtigen) wordt de roedel geleid door de zogenaamde alfareu (het meest dominante mannetje) en de alfateef (het meest dominante vrouwtje). 
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • hertenroedel
Afgeleide begrippen
  • roedelbaan
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord roedel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.