romper

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  romper    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrɔmpər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • rom·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord romper rompers
verkleinwoord rompertje rompertjes

Zelfstandig naamwoord

deromperm

  1. (kleding) kledingstuk voor baby's of soms volwassenen, dat een hemdje en broekje ineen is en met drukknoopjes in het kruis wordt gesloten
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord romper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • rom·per

Werkwoord

romper

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
romper
rompía
roto
volledig
  1. onovergankelijk doorbreken, aanbreken
  2. uitbreken
  3. breken (van golf)
  4. overgankelijk breken,
  5. scheuren, verscheuren, kapotscheuren
  6. afbreken, doorbreken, verbreken
  7. uitmaken (van relatie)
  8. overtreden
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.