saboteur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  saboteur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sa·bo·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord saboteur saboteurs
verkleinwoord saboteurtje saboteurtjes

Zelfstandig naamwoord

desaboteurm

  1. iemand die saboteert (sabotage pleegt)
    • de eerste saboteurs gooiden hun klompen (Frans -> sabot) in de machines 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord saboteur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.