samenkoeken
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: samenkoeken (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsamə(n)ˌkukə(n) / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- sa·men·koe·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van samen bw en koeken ww [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
samenkoeken |
koekte samen |
samengekoekt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
samenkoeken
- ergatief geleidelijk aan elkaar vast gaan zitten en een vaste vorm aannemen
- ▸ Naast de droge rubber kent de rubbermarkt daarom vloeibare rubber, d.w.z. de latex wordt door middel van ammonia vloeibaar gehouden (de rubberdeeltjes zijn nu nog vrij van elkaar) en in deze geconserveerde vorm naar Amerika en Europa verzonden, alwaar de grootste rubberfabrieken zwavel en de z.g. vulstoffen bijmengen. Hierna laat men de massa samenkoeken (coaguleren).[2]
Gangbaarheid
- Het woord samenkoeken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Dijkmeijer, E.“Textiel : Deel 1 : Grondstoffen” (1944), Eindhovensche Drukkerij, Eindhoven, p. 95
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.