< samenkoeken
samenkoeken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van samenkoeken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | samenkoeken | samen te koeken | ||||||
toekomend | zullen samenkoeken samen zullen koeken |
te zullen samenkoeken samen te zullen koeken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn samengekoekt | te zijn samengekoekt | ||||||
toekomend | samengekoekt zullen zijn | samengekoekt te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
samenkoekend | samengekoekt | ev. koek samen | mv. verouderd koekt samen | koeke samen (bijzin) samenkoeke | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | koek samen | koekt samen | koekt samen | koekt samen | koekt samen | koeken samen | koeken samen | koeken samen | |
verleden (o.v.t.) | koekte samen | koekte samen | koekte samen | koekte samen | koekte samen | koekten samen | koekten samen | koekten samen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal samenkoeken | zult/zal samenkoeken | zult/zal samenkoeken | zult samenkoeken | zal samenkoeken | zullen samenkoeken | zullen samenkoeken | zullen samenkoeken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou samenkoeken | zou samenkoeken | zou(dt) samenkoeken | zoudt samenkoeken | zou samenkoeken | zouden samenkoeken | zouden samenkoeken | zouden samenkoeken | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | samenkoek | samenkoekt | samenkoekt | samenkoekt | samenkoekt | samenkoeken | samenkoeken | samenkoeken | |
verleden (o.v.t.) | samenkoekte | samenkoekte | samenkoekte | samenkoekte | samenkoekte | samenkoekten | samenkoekten | samenkoekten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal samenkoeken samen zal koeken |
zult/zal samenkoeken samen zult/zal koeken | zult/zal samenkoeken samen zult/zal koeken | zult samenkoeken samen zult koeken | zal samenkoeken samen zal koeken | zullen samenkoeken samen zullen koeken | zullen samenkoeken samen zullen koeken | zullen samenkoeken samen zullen koeken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou samenkoeken samen zou koeken |
zou samenkoeken samen zou koeken | zou(dt) samenkoeken samen zou(dt) koeken | zoudt samenkoeken samen zoudt koeken | zou samenkoeken samen zou koeken | zouden samenkoeken samen zouden koeken | zouden samenkoeken samen zouden koeken | zouden samenkoeken samen zouden koeken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben samengekoekt | bent samengekoekt | bent/is samengekoekt | zijt samengekoekt | is samengekoekt | zijn samengekoekt | zijn samengekoekt | zijn samengekoekt | |
verleden (v.v.t.) | was samengekoekt | was samengekoekt | was samengekoekt | waart samengekoekt | was samengekoekt | waren samengekoekt | waren samengekoekt | waren samengekoekt | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal samengekoekt zijn | zal/zult samengekoekt zijn | zult/zal samengekoekt zijn | zult samengekoekt zijn | zal samengekoekt zijn | zullen samengekoekt zijn | zullen samengekoekt zijn | zullen samengekoekt zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou samengekoekt zijn | zou samengekoekt zijn | zou/zoudt samengekoekt zijn | zoudt samengekoekt zijn | zou samengekoekt zijn | zouden samengekoekt zijn | zouden samengekoekt zijn | zouden samengekoekt zijn |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.