samenspel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  samenspel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sa·men·spel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord samenspel samenspellen
samenspelen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetsamenspelo

  1. wijze waarop verschillende personen bij een spel elkaar steunen of een geheel vormen
    • Hij deed mee met het samenspel van die jongens. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord samenspel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.