sas

Niet te verwarren met: saz

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sas    (hulp, bestand)
  • IPA: /sɑs/
Woordafbreking
  • sas
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘mengsel voor vuurwerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1785 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘sluis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1551 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sas sassen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

sas

  1. o schutsluis [2] [3]
  2. m v snel verbrandend mengsel voor vuurwerk en als ontstekingsmiddel [4] [5]
  3. m v (gereedschap) drevel [6] [7] [8]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
   1. zie: sluis   

Werkwoord

vervoeging van
sassen

sas

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sassen
    • Ik sas. 
  2. gebiedende wijs van sassen
    • Sas! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sassen
    • Sas je? 
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord sas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[9]

Meer informatie

Verwijzingen

Hongaars

Uitspraak
  • IPA: /ˈʃɒʃ/

Zelfstandig naamwoord

sas

  1. (havikachtigen) arend
Anagrammen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.