sceptisch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sceptisch    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈskɛptis/ (2 lettergrepen); /ˈskɛptɪs/
Woordafbreking
  • scep·tisch
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘geneigd tot twijfel’ voor het eerst aangetroffen in 1840 [1]
  • Van Oudgrieks skeptomai (kijken)
  • afgeleid van scepsis met het achtervoegsel -isch [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen sceptischsceptischer
verbogen sceptischesceptischere
partitief sceptischsceptischers-

Bijvoeglijk naamwoord

sceptisch

  1. geneigd tot twijfel
    • De bevolking blijft sceptisch over het beleid van de regering. 
Synoniemen
  • twijfelzuchtig
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord sceptisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.