scholen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: scholen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsxolə(n) / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- scho·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
scholen |
schoolde |
geschoold |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
scholen
- overgankelijk aan een opleiding onderwerpen
- Zij schoolden een aantal van hun werknemers in deze nieuwe techniek.
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schuilen |
scholen
- meervoud verleden tijd van schuilen
- Wij scholen.
- Jullie scholen.
- Zij scholen.
- Wij scholen.
Zelfstandig naamwoord
de scholen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord school
Gangbaarheid
- Het woord scholen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "scholen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ scholen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.