schoolopziener
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: schoolopziener (hulp, bestand)
Woordafbreking
- school·op·zie·ner
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van school zn en opziener zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schoolopziener | schoolopzieners |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de schoolopziener m [1]
- (onderwijs) (beroep) persoon die toezicht moet houden op basisscholen
- ▸ ' 'We hebben het juist niet overdruk,' wijdde de baas uit, 'ik wacht nog een vigelant van Kôppen, hoogstens een rijtuig of vier; die rollen we naar de achterwinkel; we laten een breed gangetje, want op de bruiloft van een aanstaande schoolopziener moet je toch naar échteren kunnen.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord schoolopziener staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jacobus” (1930), Saga, ISBN 9788728433317
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.