seizoenarbeid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  seizoenarbeid    (hulp, bestand)
  • IPA: /sɛiˈzunɑrbɛit/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • sei·zoen·ar·beid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord seizoenarbeid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deseizoenarbeidm

  1. betaald werk met de eigenschap dat het alleen maar in bepaalde periode van het jaar kan worden gedaan
    • De gedachtenflarden die het verst in de tijd teruggaan zijn de herinneringen aan de seizoenarbeid met de suikerrietkap op Cuba, de oogstfeesten, het dansen en de flirt met de Cubaanse schonen. [2]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord seizoenarbeid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.