seizoenswerkloosheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  seizoenswerkloosheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sei·zoens·werk·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord seizoenswerkloosheid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deseizoenswerkloosheidv

  1. werkloosheid die specifiek gebonden is aan een bepaald seizoen
    • De premiegroepen hebben tot doel de cyclische werkloosheid, de seizoenswerkloosheid en de daarbij behorende werkloosheidslasten terug te dringen.[1] 

Verwijzingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'seizoenswerkloosheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.