seizoenwerker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: seizoenwerker (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sei·zoen·wer·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van seizoen en werker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | seizoenwerker | seizoenwerkers |
verkleinwoord | seizoenwerkertje | seizoenwerkertjes |
Zelfstandig naamwoord
de seizoenwerker m
- (beroep) iemand die werk doet dat aan seizoenen is gerelateerd
Synoniemen
Verwante begrippen
- seizoenbedrijf
Gangbaarheid
- Het woord seizoenwerker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.