skiër
Niet te verwarren met: skier |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: skiër (hulp, bestand)
- IPA: /skiər/
Woordafbreking
- ski·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | skiër | skiërs |
verkleinwoord | skiërtje | skiërtjes |
Zelfstandig naamwoord
de skiër m [1]
- een mannelijk iemand die aan skiën doet
- Hij is ondertussen een beroemde skiër geworden.
Verwante begrippen
Hyponiemen
- alpineskiër, jetskiër, lawineskiër, parachuteskiër, rolskiër, waterskiër
Afgeleide begrippen
- skiërsduim
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord skiër staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "skiër" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.