sladood

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sladood    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sla·dood
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sladood
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

desladoodm

  1. (persoon) (verouderd) iemand die heel lang van stuk is
    • Op de geloofwaardigheid van de gebeurtenissen valt wel iets af te dingen, maar De zondaars is goed geschreven en intrigeert dusdanig dat je nieuwsgierig blijft naar wat die sladood nu eigenlijk bezielt. [3] 
    • Voorbeelden van zulke zinwoorden vond ik er ook. Een werkwoord met een zelfstandig naamwoord: ‘waaghals, dwingeland en brekebeen’. Werkwoord met bijwoord: ‘deugniet, weetniet en schreeuwlelijk’. Werkwoord met voorzetsel: ‘slokop, klimop, hangop en flapuit’. En werkwoord met bijvoeglijk naamwoord, ‘zoals in het verouderde sladood’. [4] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord sladood staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
38 %van de Nederlanders;
35 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. sladood op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Volkskrant Edith Koenders 2 juni 2006
  4. NRC Maxim Februari 5 juli 2016
  5. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.