slameur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  slameur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sla·meur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slameur -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

slameur o / v / m

  1. last, zorg, rompslomp, sleur

Gangbaarheid

  • Het woord 'slameur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
3 %van de Nederlanders;
37 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

slameur m

  1. (spreektaal) maker van slam (poëzie met enig spektakel)
    «Ce slameur te permet de lire avec les oreilles.»
    Bij die slammer kan je lezen met je oren. [1]
Verwante begrippen

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.