smæld
Deens
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /ˈsmεlˀ/
Woordafbreking
- smæld
Woordherkomst en -opbouw
- Waarschijnlijk een klanknabootsend woord (onomatopee)
Werkwoord
smæld
- gebiedende wijs van smælde
| enkelvoud | meervoud | |||
|---|---|---|---|---|
| onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
| nominatief | smæld | smældet | smæld | smældene |
| genitief | smælds | smældets | smælds | smældenes |
Zelfstandig naamwoord
smæld o
- gerammel
- geratel
- gereutel
- getik
- klap
- klik
- knal
- «De tyske turister hørte pludseligt et smæld.»
- De Duitse toeristen hoorden plots een knal.
- «De tyske turister hørte pludseligt et smæld.»
- ratel
Afgeleide begrippen
- piskesmæld
Zelfstandig naamwoord
smæld, o
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van smæld
Verwijzingen
- smæld in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.