sneeuwbal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sneeuwbal    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsnewbɑl/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈsnɪːwbɑɫ/
    • (Limburg): /ˈsneʊ̯bɑl/
Woordafbreking
  • sneeuw·bal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sneeuwbal sneeuwballen
verkleinwoord sneeuwballetje sneeuwballetjes

Zelfstandig naamwoord

desneeuwbalm

  1. een tot een bal samengepakte hoeveelheid sneeuw, vaak bedoeld voor een speels sneeuwballengevecht of sneeuwpop
    • Zij gooide de sneeuwbal van twintig meter afstand recht in zijn gezicht. 
  2. (plantkunde) Hydrangea arborescens  kamperfoelieachtige heester
  3. methode van verkoop, collecte enz., waarbij steeds één persoon anderen stimuleert ook mee te doen
Synoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
sneeuwballen

sneeuwbal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sneeuwballen
    • Ik sneeuwbal. 
  2. gebiedende wijs van sneeuwballen
    • Sneeuwbal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sneeuwballen
    • Sneeuwbal je? 

Gangbaarheid

  • Het woord sneeuwbal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.