snot

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  snot    (hulp, bestand)
  • IPA: /snɔt/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • snot
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘neusvocht’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
  • Naamwoord van handeling van snuiten [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord snot
verkleinwoord snotje snotjes

Zelfstandig naamwoord

hetsnoto

  1. een slijmerige afscheiding uit de neusholte, neusvocht
    • Door die allergie zit ik weer vol snot. 

snot m en o

  1. (diergeneeskunde) een pluimveeziekte
    • Snot wordt veroorzaakt door de bacterie Mycoplasma Gallisepticum. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord snot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.