spegel

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / speːgəl /
Woordafbreking
  • spe·gel
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord spegill, dat van het Nederduitse zelfstandige naamwoord "spegel" kommt, dat weer van het Latijnse zelfstandige naamwoord speculum komt.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   spegel     spegelen     speglar     speglane  

Zelfstandig naamwoord

spegel, m

  1. (natuurkunde), (optica) spiegel
  2. (aardrijkskunde), (waterbeheer) peil
  3. een glanzende, gladde oppervlak, zoals een waterspiegel
  4. een begrensd glad oppervlak
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • [3]: holspegel
  • [4]: lommespegel
  • [3]: vass-speil
  • [3]: vasspeil
  • [4]: akterspegel
  • [4]: dørspegel

West-Vlaams

Zelfstandig naamwoord

spegel

  1. spiegel

Zweeds

Zelfstandig naamwoord

spegel g

  1. spiegel
Verbuiging
spegels enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     spegel     spegeln     speglar     speglarna  
  genitief     spegels     spegelns     speglars     speglarnas  
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.