speldag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  speldag    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • spel·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord speldag speldagen
verkleinwoord speldagje speldagjes

Zelfstandig naamwoord

despeldagm

  1. (deel van) een dag die gevuld is met het spelen van spelletjes
     Zo'n 500 scouts van 5 tot 11 jaar uit heel Twente komen zaterdag in Enschede bij elkaar voor een regiospeldag bij Scouting Nanne Zwiep aan de Rondemaatweg. Het is voor het eerst dat de Twentse scouts de jaarlijkse speldag gezamenlijk vieren.[1]
     Kunstenaars uit het Nederlandse Epe en Gronau werken van vandaag tot en met zondag bij de Driandsee aan een kunstwerk dat symbool staat voor de grensoverschrijdende vriendschap tussen de beide plaatsen. Het beeld wordt zondag officieel onthuld tijdens een sport- en speldag bij de recreatieplas ter afsluiting van de Europaweek.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord 'speldag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Honderden scouts uit Twente komen samen bij Nanne Zwiep uit Enschede” (29-06-2017), Tubantia
  2. Weblink bron “Europaweek in Gronau van start: 'Ze hebben ons nodig'” (25-08-2017), Tubantia
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.