spelles

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spelles    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈspɛlɛs/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • spel·les
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spelles spellessen
verkleinwoord spellesje spellesjes

Zelfstandig naamwoord

despellesv/m

  1. les die men geeft in de vorm van een spel
     Matthijs Jansen deelt op zijn website De Spelles wekelijks originele lesideeën voor de gymles en andere beweegactiviteiten. Bij zijn lessen staan plezier, enthousiasme en actieve betrokkenheid voorop.[1]
  2. les waarin men leert toneel te spelen
     Destijds was de opleiding erg gericht op assertiviteit en groepsdynamica - er was meer groepstherapie dan spelles. En ik was ook wel wat recalcitrant in die tijd.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord 'spelles' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
36 %van de Nederlanders;
22 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Gymspellen voor thuis en op school met De Spelles” (25 maart 2020), Reformatorisch Dagblad
  2. Weblink bron
    Arno Gelder
    “Gijs Scholten van Aschat: Opa is nog niet uitgespeeld” (30-09-2015), Tubantia
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.