spijbelaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spijbelaar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • spij·be·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spijbelaar spijbelaars
verkleinwoord spijbelaartje spijbelaartjes

Zelfstandig naamwoord

despijbelaarm

  1. (onderwijs) iemand die spijbelt
Afgeleide begrippen
  • spijbelaarster

Gangbaarheid

  • Het woord spijbelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.