sportlokaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sportlokaal    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sport·lo·kaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sportlokaal sportlokalen
verkleinwoord sportlokaaltje sportlokaaltjes

Zelfstandig naamwoord

hetsportlokaalo

  1. (onderwijs) een klaslokaal dat ingericht is op en waarin men les geeft in het schoolvak waarin gesport wordt en de kinderen kennismaken met sporten.
  2. (sport) een ruimte waar mensen aan fitness doen en sporten.
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'sportlokaal' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.